Laat me gaan, ik wil staan
op de bodem van mijn ziel,
waar mijn vreugd vol onbegrip
tot tranen stuk verviel.

En daar verstaan waar vandaan
mijn voeten klonken in het gras
om te horen van welk gemoed
het lot mijner schreden was.

Ik najaag alleen waar ik verdween,
in geen bron proeft mijn herkomst nog.
Maar 't bleek gelaat dat eens verscheen,
lijkt verwaaiend in spelend stof.

Sorrie, je grazer heeft Java niet aan staan.